verhaal

Wat ben je aan het doen?

ik weet niet welke kleur ik ben
ik weet niet welke engel ik ben
mijn elfennaam die ken ik niet
ik weet niet wie ik was in een vorig leven
het blijft me om het even

ik vind geen verlaten zwart schaap op een boerderij
ik weet niet hoe ik scoor in de quiz
ik stuur je geen harten, teddybeer of goede karma
je favoriete clip interesseert me niet
ik nodig je niet uit voor een kussengevecht
en nee, ik ga je echt niet porren

ik vecht geen maffia- of vampierenoorlogen
noch ben ik op zoek naar hout, planten of beestjes voor mijn farm
ik hoef niet te weten wat jij vandaag gaat eten

ik word geen fan van je pagina
je hoeft me geen vrienden te suggereren
ik zoek geen oude schoolkameraad
ik ga niet alles met iedereen delen

mijn facebook valt open op de laatste pagina:
een link naar het einde.
[ik vind dit leuk] [reageer][ik ga op zoek naar een elf]

Jobjacht

De eerste maanden vond ik wel het prima zo. Geen baan, recht op een uitkering. Ik was nog nooit eerder werkloos en vond de vrije tijd wel aangenaam. Maar langzaam aan bekroop me het gevoel dat er niet echt een reden meer was om vroeg op te staan, me te douchen, aan te kleden en mijn uren nuttig te vullen. Mijn dagen begonnen met het veelvuldig indrukken van de snoozeknop. En al snel ging het alarm gewoon uit en bleef de pyjama aan. Tot sinds enkele weken.

Bij de eerste tas thee hoort nu het uitgebreid uitvlooien van de laatste nieuwe vacatures. Mijn cv is weer helemaal up to date en de motivatiebrief wacht geduldig in een mapje op een bestemmeling. Afgelopen week belandde zo’n brief in de tas van de postbode. ‘Medewerker studiecentra’ aan een hogeschool in Antwerpen. Daar was mijn oog op gevallen. Een soort bibliotheekfunctie in een hogeschool hier om de hoek. Perfect! Ik heb ruim acht jaar bibliotheekwerk achter de kiezen en was mezelf helemaal warm aan het maken voor deze job. Ik mocht op sollicitatiegesprek. Er waren nog acht andere kandidaten in de running. Gisteren kwam er een einde aan die droom. De uitverkorene kende het softwareprogramma wel, ik niet. Dikke pech.

Ik geef de moed niet op. Bij de eerste tas thee hoort nog steevast het grasduinen in de vacaturedatabank. Ergens tussen die stapel moet er een baan zijn die ik kan vangen. Al is het nu maar een rups, ik sta al klaar met mijn netje en vang die vlinder…

De muur

Maanden gleden langs me heen. Deze blog vergaarde stof en verdween langzaam onderaan de stapel. Gedichten bleven ongrijpbaar, verhalen niet de moeite waard. Herinneringen aan Tibetaanse kinderen en Mongoolse zomerbergen zijn gesmolten als sneeuw voor de zon. Zonder getuigenis. Verhalen met een wiegendood.

Ik sta op ver voorbij het middaguur en vecht tegen de loomheid, de leemte. Ik vul mijn dagen met stomme pc-spelletjes en eindeloze tv-series. Het is ver voorbij middernacht wanneer ik nog even loom en leeg opnieuw onder het dons verdwijn.

Ik praat met mezelf en tegen de muur over hoe het allemaal anders zal zijn. Hoe ik overloop van plannen, intenties en verre bestemmingen. De muur grijnst wanneer ik niet verder raak dan de buurtwinkel. En de kroeg lonkt vals en fluistert lege hoop in volle glazen.

En buiten blijft het grijs en nat. Of wit en koud. Een winter zonder warmte. Waar blijft de lente? vraag ik aan de muur. Hij blijft het antwoord schuldig. Met een grijns.

Dit is het dan

Dit is het dan.  Een kamertje van vier bij zes.  Een keukentje waar een stevige boodschappentas de doorgang al blokkeert.  Een badkamertje waar een slappe douchestraal net geen troost biedt.  De scheiding dringt tot me door.  Waarom dit allemaal zo nodig was ontgaat me een beetje.  Wat moest er nou veranderen?  Wat was ik nou helemaal beu?  Alsof een nieuwe woonst en het vrijgezellenbestaan een nieuw spiegelbeeld tevoorschijn kunnen toveren.

Laatst was ik op herfstretraite beland.  Drie dagen van stilte, yoga, zweethutten en mediteren.   Daar vond ik diepe rust en vrede.  Maar hoe breng je die mee naar huis?  Het lijkt wel of ook dit huisje slechts een tussenstation is voor ik mijn uiteindelijke bestemming bereik.   Dromen van weggaan en nooit meer terugkeren doemen elke dag wel eens op.  Vliegtuigtickets naar New York horen daarbij.  Iets om naar uit te kijken.  Als naar de vuilkar die op donderdagen een ton herinneringen helpt vermorzelen.  Ik ga op zoek naar een leeg hoofd.  Een schone lei.  Ik loop weg van hier op weg naar mij.

Thierry

“Ja jo, Fette Foute Feestmuziek!”, uit de mond van een lieve Nederlandse jongedame in mobiel gesprek op de trein van Amsterdam naar Antwerpen. Ze was op weg naar een vriend in Gent. Ik mocht uit haar boek met eendagsverhalen een hoofdstuk scheuren wat nodig hertaald mag worden en zij kreeg van mij de luistertip “Ga teksten van Filip Kowlier ontdekken met je Gentse vriend. Dat wordt lachen! Een leuke taalcursus.”

We gingen vol vreugde elk onze eigen weg op met een hogere trilling, een gevoel van vrede met elkaar en de wereld. De trein is altijd een beetje verrijzen. Een wereldreis in je hoofd.

Haar naam is Thierry. In Frankrijk is ze waarschijnlijk een man. Voor haar vader aan de telefoon is ze een geweldige dochter. Voor mij is ze een gelukkige dag om nooit te vergeten. En zoveel meer.

Terug naar school

binoculars

– Ver kijken naar de overkant, Mongolië, 2005 –

Dit stukje draag ik op aan de dappere papa en zijn stoere zoontje die in een vreemde kroeg in een grote stad op de eerste rij werden blootgesteld aan een golf maatschappijkritiek uit de vuilgebekte mond van een stand-up comedian die niet eens de landstaal naar behoren beheerst. Het was een lachsalvo op maat. Een memorabele anekdote in de annalen van de Groote Wereldvrede.

Vandaag is het maandag en morgen begint het nieuwe schooljaar in Antwerpen. Kindjes worden af- en aangevoerd, nemen met enige weemoed of angst afscheid van een welverdiende vakantie en trekken hun dapperste schoentjes aan om op de schoolbanken geduldig en lijdzaam de voorgekauwde kennis tot zich te nemen. Omdat het moet. Het is de leerplicht, daar valt niet aan te tornen.

Hier en daar kijken er wellicht ook kindjes uit naar dit nieuwe begin. De reünie met de vertrouwde gezichtjes, de speelmakkers, de lieve juf of meester, de vertrouwde geur van de klaslokalen, het speelse plein en de stoere verhalen over kamperen in de regen of zwemmen in exotische tuinen. Vermoedelijk zijn er ook hier en daar kindjes die opgelucht de last van de kleine schoudertjes laten vallen en uitkijken naar een nieuwe uitdaging voor de hersenhelften.

Hun vakantie was allicht te chaotisch, te druk, te veel en te eenzaam. Deze kindjes kijken uit naar de gloednieuwe kennis die ze uit oude boeken en nieuwe internets willen opduiken. Ze staan te poppelen om met foute brilletjes, scheve beentjes en dunne ledematen in veel te saaie klederdracht een quantumwetenschappelijke en boeiende wereld in te duiken waarin ze zich steeds hebben thuisgevoeld. Het zijn de ‘geeks’ van de toekomst, de Einsteins in de coulissen, de Beethovens voor dovemansoren. Zij schreeuwen in alle stilte, veilig vastgekneld op de achterbank van een veel te dure auto: “Laat me eruit! Geef me een tramkaart en een stadsplan. Of een maanfiets en een nanoloepje als het echt moet. Ik vind de weg. Vertrouw me.”

Het geclaxonneer en de gierende banden van een slenterende ochtendspits in diepe stress overstemt hun zwanenzang. Zij komen gebroken aan waar ze heelhuids zo naar verlangden. Een klas te laag, een jaar te vroeg. Een bijzonder onderwijs. Net niet op maat. Een gemiste kans voor iedereen.

Nieuw jaar, nieuwe plannen

IMG 4949

Een koe melken, twee banden vervangen, drie zinnen Chinees spreken, vierwielaandrijving, vijf knopen leggen, zes dagen wachten, zeven dagen zwijgen, acht nieuwe recepten, negen gedichten schrijven en tien landen bezoeken.

Een open hart, twee voeten op de grond, derde oog ontwaken, vierde dimensie verkennen, vijf minuten geduld, zes elementen, zeven chakra’s op een rij, achting, genegenheid en tien ton warmte.

Een moeilijke dag

boei

“Je kan alleen maar lief zijn voor de mensen rond jou. En voor jezelf, natuurlijk.”

Dat was jouw antwoord op mijn huilende hunkeren naar wereldvrede. Ik worstelde met de schijn-mensrechten-lijkheid van het bestaan. Ik begon de fundamentele goedheid van ons allen serieus in vraag te stellen. Heel af en toe fantaseerde ik over euthanasie voor mijn gekwelde geest en in gedachten trok ik me regelmatig de haren uit het hoofd uit pure onmacht. Daar waar ik geen weg meer zag, liet jij me simpelweg terugkeren op mijn passen. Terug dichter, nog dichter, heel dichtbij. Jij en jouw naasten. Niet de hele wereld. Die is veel te groot voor jou, kleintje.

“Je kan alleen maar lief zijn voor de mensen rond jou. En voor jezelf, natuurlijk. Meer kan je niet doen.”

Zo simpel, zo eenvoudig. Je hebt me toen uit het diep gered met een boei van twee zinnetjes.

Antwerpen, 26.3.2008

illustratie van Mattanja Nuhaan

Wimpeltje

kaarsToen ik deze blog begon dacht ik regelmatig iets te zullen schrijven over wat ik las in de krant, over wat er in de straat gebeurt, over de faits divers maar ook de essentiële Grondbeginselen van het Leven. En zelfs nu, op de grens van verontwaardiging om wat er in de verzamelde pers wordt geschreven over onrecht, op de grens van ongeloof in het edele van de kapitalistische mens, op de grens van desillusie in de nv. Mensenmaatschappij, voel ik me niet geroepen daar nog een steentje aan bij te dragen. Wat valt er nog te zeggen? Wat kan ik hier nog aan gal spuwen wat al niet aan bod komt in alle blogs en logs van onze internetwereld? In een forum over het wel of niet boycotten van de OS, lees je plots over “ja maar wat dan met Israël, wat dan met Darfur, wat dan met de USA?!” Iedereen heeft wel een lijstje over wat en waar het er allemaal nog erger, nog hypocrieter, nog onmensrechtelijker aan toe gaat. En met al dat geklaag en al dat wijzen met ons vingertje – niet ik, maar jij – spelen we de joker uit en grijnzen we “ik pas!”. En zo hoeft niemand iets te doen, zo wassen we allemaal onze gore handjes in de schone onschuld. Niet ik, maar jij moet veranderen, dat is wat we denken.
Zal ik een petitie tekenen voor een boycot van de OS? Zal ik vreedzaam met een Tibetaans wimpeltje staan zwaaien op een sneeuwbedekt Antwerps pleintje waar passeerders vanuit hun SUV-fort even hun elektronische raampje laten zakken om te horen waar het allemaal om gaat om dan misprijzend plankgas door te rijden met in hun dodehoekspiegeltje niets dan een eenzame fietser op weg naar huis? Wat maakt het allemaal nog uit?
Ik fiets terug naar huis, de SUV scheurt rakelings langs mijn stuur. Ik ga zitten in mijn dode hoekje, brandt een kaarsje en maak het stiller dan sneeuw in mij. Tijd voor mijn Gandhi mantra: “You have to be the change that you want to see in the world. You have to be the change that you want to see in the world. You have to be the change that you want to see in the world…”

Morgen weer een nieuwe dag.

Beer

beer

Ik hou van beren. Mamabeertjes, papabeerjes, grote babyberen, gummuyberen. Zo mooi, zo mooi, zo slecht voor de tanden. Maar echt mooi. En woest, zo woest. De stille kracht van een machtig beest. Respect, Beer.