verhaal

Dag God

Ik schreef je nooit eerder, maar ik heb nu toch wel iets op het hart.

Jij creëerde het licht en de duisternis, dag en nacht. En dat is fantastisch, begrijp me niet verkeerd. De zonsopgang verwelkomt zacht en teder telkens weer een nieuwe dag. Het eerste bakje troost in de tuin op een bankje naast een vriend. De dauwdruppels nog op het gras. En ’s avonds de betoverende zonsondergang. De sterren die één voor één fonkelen aan het firmament. De rust die dan neerdaalt rond het kampvuur bij maanlicht met vrienden onderweg. Dat heb je goed gedaan, God. Echt wel.

En dan – was het dag vier of vijf, ik ben even de tel kwijt – kwamen de waterschepselen en vliegende wezens. Geniaal! Het lied van de blauwe vinvis weerklinkt wel duizenden kilometers ver. Vogels flapperen de halve wereldbol rond simpelweg voor het leggen van hun ei. Wonderbaarlijk, God. Hoe kom je erop?

En zo ging je maar door: zeeën, eilanden, schepje hier, schepje daar. Zelfs een mens. Naar jouw evenbeeld, god betert.

Plots, op dag zeven, nam je rust. Niet omdat je moe was, neen. Niet even lekker op je luie krent zitten, krantje lezen. Even uitblazen en dan weer aan de slag. Neen, je zei dat alles goed was. Ja, dat zei je, dat alles goed was. Alles was perfect. Je was volmaakt gelukkig. De mens moest voortaan maar heersen over alle andere schepselen.

Nou, God. Ik wil jouw schepping niet verloochenen, maar met dat heersen loopt het momenteel niet zo lekker. Grote leiders kribbelen loze beloftes, schudden valse handen en zakken vervolgens uitbuikend onderuit op hun gouden troon, voldaan als was het dag zeven. Ondertussen marcheren kindergeweertjes als pannenlatten naar de groote oorlogen. Scheppen bommen kraters waar ooit een bankje stond, troost ver zoek. Is het licht een molotov in een moskee bij nacht, het duister een schuilkelder waar een kind op moeder wacht.

Daarom God, ik schreef je nooit eerder, maar vandaag heb ik een vraag. Kan je er voor één keer een 8-daagse werkweek van maken?
En zeg dan: alles is goed.

Alvast bedankt.

Groetjes,
Sarah

Hamam

Soms heb ik last van betonhaat. De muren, de gevels, de straten, de hele betondiarree van de stad is dan mijn vijand.Ik wil dan alleen maar groen, gras, bomen en bergen ook al zijn die laatste van steen. Ik spring dan op mijn fiets naar de hamam. Stoom de woede uit elke porie, smeer een pot klei over mijn lijf en ga liggen. Liggen, o ironie, op een grote steen. En kom tot rust. Vijand en ik sluiten vrede. Ik fiets naar huis, de haren buigen als twijgjes. De stad omsingelt mij, maar in mijn hoofd huist een spriet.

Witboek

witboek

Witboek is een boek met lege bladzijden dat geschonken werd door de openbare bibliotheek Permeke. Dit exemplaar werd geschonken in 2014.

Dag boek. Dag Witboek. Dag dagboek. Jij leek gedoemd om maagdelijk te blijven, maar je hebt dapper jouw weg gebaand van de donkerste plank in het kleine kastje. Antiek en knarsend in de scharnieren. Een weg gebaand tot onder de tip van de pen. De pen in mijn hand. Je geeft je over aan de genade van de inkt die gaat als eb en vloed. De woorden die komen en gaan. Gedachten als wolken of heel concreet en zwart een volzin vormen op het witte blad van dit Witboek. Inkt als water. Zinnen glijden over klinkerkiezels en schipbreukelen op het strand van een column. Soms echter, hapert een alinea, droogt de inkt in staking om te wachten en te hopen op een nieuw woord uit de wolk van inspiratie die mijn brein doorkruist. Witboekgraffiti. Ik val in herhaling, sta weer op, laat de vingers dansen over het klavier en kijk hier, weer een zin. Ik smeed akkoorden met de toetsen op het bord. Terug naar de letters van het alfabet. Een nieuw begin.

Zo. Klaar. Gedachten die stromen, soms snel dan weer traag. Soms als druppels in een emmer onder een lekkend dak. De zinnen zijn koppig en laten zich niet vangen in een paragraaf. Alleen wat zich laat schrappen, keert terug naar het wit. Vol hoop op een tweede kans, de pen die letters wil baren. De weeën van woorden. Het persen van volzinnen. Een monoloog met mezelf. De zinnen zijn koppig. Tot het doek valt en de inkt ebt.

Zo. Klaar.

Mama Mia

Mama Mia. Vandaag zou je jarig zijn. We zouden je verrassen met een aperitiefje in de bar van ’t Schoon Verdiep. Een rode porto. Omdat je houdt van stijl en schoonheid. En rode porto. Je zou gouden juwelen dragen, lippenstift, parfum en een mooie jurk. We zouden kuieren naar restaurant Mistral. Omdat je houdt van lekker eten, lavendelvelden, la douce France en Brel. We zouden verhalen delen en lachen. Veel lachen. En op het einde van de avond wandelen we je huiswaarts. Huiswaarts naar ons hart. Waar jij nu woont.

mama1_pomp

Drie potjes

Ik werd teruggefloten. Niet naar de verre berg. De berg zonder paden. Waar ik wandel op de rug van de stenen reus en waar elke kiezel die rolt in zich een nieuw begin behoudt. De berg waar ik boven op de top, naast het nest van de adelaar, driehonderd zestig graden rond niets zie. Niets dan andere reuzen zonder paden. Niets dan de schaduw van de wolken op de grond van de weidse steppe. Niets dan kiezels die ooit rolden en in zich een nieuw begin behouden.

Ik werd teruggefloten. Niet naar het verre meer. Het meer waar ik zachtjes wegzak in de zanderige oever. En verder voetstappen maak totdat het azuurblauw mijn kin bereikt en ik me overgeef aan de draagkracht van het water. Waar het ademen volstaat om te liggen op de deining. Het hoofd naar de wolken die alles worden wat mijn geest vermag.

Ik werd teruggefloten. Niet naar de rand van de ravijn. De ravijn waar gieren zich tegoed doen aan het karkas van een yak die het niet haalde. Waar ik diep in die kloof een kiezel vond. Een kiezel met mijn naam. En toen dacht, ik besta.

Ik werd teruggefloten. Teruggefloten door drie potjes. Een potje lood voor voeten die niet mogen zweven. Een potje schapen opdat ik tellen zou voor ’t slapen gaan. En een potje kluts. Die was ik even kwijt.

Tibet

Het monster

MonsterCalls

En plots staat daar het monster weer. Zijn spoor is zichtbaar in de straat. De huizen grijs geschilderd,  bloemperken vernield.  Het gomt de lach uit mijn gelaat. De zon komt niet meer tot mijn wang. De schaduw van het monster is te lang.

Het monster walst hier binnen als een ongenode gast. Vreet mijn kasten leeg, scheurt de noten uit mijn zang, ploft zich neer in mijn buik. Baant zich met scherpe klauwen een weg naar mijn zonnevlecht. Maakt stenen van mijn tranen. Dooft smalend het vuur waar ik mijn hart aan warm.

Het monster ratelt dag en nacht. Over hoe niets nuttig is en alles tijdverlies. Het pakt mijn honger en mijn dorst. Maakt proppen van mijn dromen. Kegelt ze één voor één tegen mijn hoofd. Het monster legt lood in mijn sloffen en lacht me uit als ik me door de kamer sleep.

Het monster ligt te slapen nu. Het snurkt de muren plat. Het is moe en voldaan van de plundertocht. Ik sluip stilletjes de kamer uit met een potje rode verf, twee bloembolletjes en een laddertje naar de zon. Benieuwd hoe ver ik kom.

tekening: Spike Dennis

Kerst met oma

Dag oma

Vandaag is het kerst en dan denk ik onvermijdelijk aan jou. Broer en ik reden laatst langs het huis aan de Steenweg op Bergen, op weg naar een fuif in onze geboortestad. Jouw huis stond te koop. Broer mopte “Zullen we het kopen?”. Ik glimlachte, we reden er iets trager voorbij, en dansten de nacht weg op een leuke fuif. Ik weet,oma, wat dat huis betekent, is niet te koop.

Kerst in jouw huis was zalig. De grote lange tafels, één lange rechte voor de grote mensen – die moest als een puzzel in elkaar gepast worden met verlengstukken – en één grote ronde voor de kinderen. Een kerstboom met antieke versieringen en een Himalaya aan pakjes. Verwennen deed je graag. Ook schenken. Als kind vond ik het altijd boeiend wanneer ik je postbus mocht leegmaken. Met die nieuwsbrieven en enveloppen haalde ik de hele wereld naar de keukentafel. Overschrijvingsformulieren voor een dorp in Afrika, voor vluchtelingen uit Vietnam, een resem aan bedelbrieven van christelijke organisaties, jouw lidmaatschap bij de KAV. En steeds de krant. Je wist heel goed wat er speelde in de wereld, wat van belang was en welk drukwerk onzin was en enkel dienst kon doen voor de schellen van de aardappelen. Je herkende spam avant la lettre. Je was begaan met het lot van anderen, de verpleegster in jou ging nooit met pensioen.

Vandaag is het kerst en dan denk ik onvermijdelijk aan jou. Je bent gegaan in december, één dag na opa’s verjaardag. Dat had je zelf zo even bedacht, ‘Nu is het mijn tijd’. Ik bedacht laatst, met mijn vier en veertigste verjaardag, dat ik halfweg ben. Dat ik 88 word. Iemand vroeg “Hoe weet je dat?” met een blik van wat-zegt-ze-nu. Ik weet dat niet, oma, maar die horde zet ik neer en daar gaat het om. Het neerzetten van je wens. En er voor gaan.

Je bent vaak een voorbeeld voor me en dan haal ik me jouw wijsheden voor de geest. Je was koppig en vaak onverwurmbaar in je rituelen, maar bovenal vond ik je wijs. “Je hebt geen man nodig”, “Vergeet je kindje niet”, “Wacht niet te lang met terug op de moto te stappen, anders wint de angst”, “Komt tijd, komt raad”. Het zijn woorden die ik in mijn hoofd herhaal wanneer ik aan een kruispunt sta en links noch rechts mijn pad lijkt te zijn. Dan denk ik ‘Wat zou oma nu doen?’.

Vandaag is het kerst en ben je er onvermijdelijk bij. Je zou vrede op Aarde wensen, naar de kerk gaan, een kaars branden en Liefde weten. En dat weet ik nu ook, mede dankzij jou.

Zalige kerst, oma. Bedankt voor het geschenk.

p.s. Ik heb een schaap gekocht voor De Stiltehoeve, een nieuw project van Bond Zonder Naam. Als we vriendjes waren op Facebook, dan klikte je nu ‘ik vind dit leuk’. En je zou delen.

stilleven

Oude postkaarten

Ik vind in jouw kaft postkaartjes van mij naar jou. Tien jaar geleden geschreven met bubbels in het hoofd, licht in het hart, vlinders in de buik. Getuigenissen van een ontluikende liefde, prille ontmoetingen van twee gelijke zielen. Ik lees ze vandaag terug, voor het eerst na al die jaren. Ze zijn zo lief, zo mooi, zo vol hoop. Dat ik ze nu vind, net vandaag. Net nu. Nu ik jou – de bus vol inboedel, de helft van wat ons was – terug naar jouw land rij en je loslaat. Nu wij, de knoop doorgehakt, als twee helften uit elkaar vallen.

Ik lees de kaartjes en sta verstomd hoe ik vergeten was dat ik die mooie woorden voor jou koos, alleen voor jou. Hoe ik de pen waaruit zo’n inkt heeft gevloeid vaak niet ter hand nam, maar koos voor kille stilte en lieve leugens. Hoe ik die vlinders door de vingers heb laten glippen. Hoe ik en jij, of nee, hoe wij ver van die plek zijn gestrand met geknakte vleugels van onmacht. Een vlinder leeft geen tien jaar en ook bubbels raken plat. Ik schrijf je nog één kaart en één zin zal volstaan. “Jij licht voor altijd in mijn hart”.
IMG_0423

Bureaucratia in Fort Europa

KC ontving op vijftien november een schrijven van de Vlaamse Zorgkas vzw. Een beetje een herinnering voor een nalatigheid. Of hij voor twintig december, als inwoner van Vlaanderen ouder dan 25 jaar, zijn bijdrage wil betalen voor de verplichte Vlaamse zorgverzekering. Kennelijk had hij een jaartje overgeslagen en is het totaal nu 50 euro voor 2012 en 2013. Er wordt beleefd gedreigd met geldboetes en verlies van rechten zou hij volharden in zijn nalatigheid. Maar, en dat is wel net zo aardig, er valt ook te lezen wat je kan doen als je de bijdrage niet kan betalen: “Contacteer het OCMW van uw gemeente”. Tof, hij is niet alleen inwoner van Vlaanderen, maar heeft hier kennelijk ook een eigen gemeente. En dat voor een Nederlander. Wat zijn we toch ruimdenkend.

Wij dus vol goede moed naar het OCMW. Dat hij ten laste is. Dat hij geen baan heeft. Dat hij geen uitkeringen geniet van welke aard dan ook. Allemaal ok. Dat weten ze bij de belastingen al jaren. Die verspillen aan KC al lang geen inkt meer. Dat is toch een letterlijke nuloperatie, moeten ze daar denken. Maar goed, ik wijk af, wij dus naar het OCMW van onze gemeente, Antwerpen, dorp bij de Schelde. Leggen we even kort uit wat het probleem is. De vrouw knikt van ja, dat gaan we even regelen. Of KC zijn identiteitskaart bij heeft? Ja, en KC legt zijn paspoort op tafel. Uit Nederland. Beter nog, het Koninkrijk der Nederlanden. Onze noorderburen, zeg maar. De vrouw zegt die bedoel ik niet. Ik bedoel de Belgische identiteitskaart. Zegt KC die heb ik niet. Dan houdt het gesprek hier helaas op, mijnheer.

Haar gouden tip: u kan bij Vreemdelingenzaken een gele kaart regelen, een verblijfsvergunning. Die krijgt u als u een verklaring ondertekent dat u in uw eigen levensonderhoud kan voorzien. Door het tekenen van die verklaring wordt het dan wel onmogelijk om een leefloon te regelen, dat snapt u ook wel.

Catch 22. Mission impossible. Ik schrijf veel en meestal met plezier. Naar de Vlaamse Zorgkas vzw heb ik nog nooit een brief gestuurd. Dat lijkt me nou eens leuk om te doen. Voor twintig december uiteraard. Wat dat betreft ben ik iets minder nalatig. Ik ben vooral benieuwd naar het antwoord. Zouden dat standaardbrieven zijn die numeriek of alfabetisch ergens uit een printer in een landschapskantoor rollen, zo met de regelmaat van een prikklok? Of scoor ik er eentje op maat gemaakt, helemaal alleen voor KC en zijn ‘familiaal solidaire steunfiguur’ (dat verzin ik niet, dat is vakjargon), deze schrijfster? Spannend. De huisstijl ken ik al: groen, sereen, “samen zorgen voor morgen”.

Sinksenfoor

Plezier met Polyp  op de Sinksenfoor!

filmpje: Kees Meijer