mooi

Uit de pen of door de lens van een ander

Stilte

Hoor dan, liefste
hoe de stilte tussen ons
meer misbaar maakt
dan de regen die razend
de dakpannen raakt.

– Polskaya (1970- )

‘Kom terug’ – Toon Tellegen

‘Kom terug’.
Als ik die woorden eens zó zacht kon zeggen
dat niemand ze kon horen, dat niemand zelfs kon denken
dat ik ze dacht…

en als iemand dan terug zou zeggen
of desnoods alleen maar terug zou denken,
op een ochtend:
‘Ja.’

Toon Tellegen (1941- )

‘Terwijl de kaalgeschoren dagen huilen’ – Marcel van Maele

Terwijl de kaalgeschoren dagen huilen
en honden door de tralies blaffen
joelt de wind in onze holle ogen.
Er zijn zo van die dingen
een vogel in de hand
het zingen van een zeilend kind
het trillen van een lamp
in kale huizen waar we sterven zullen
een hond die aan een ketting rukt.

We dromen zand in onze ogen.

– Marcel van Maele (1931-2009)

‘Indien de dood een leugen is’ – Maarten Inghels

Wij hebben jullie weggebracht: mevrouwen, meneren,
grootvaders en zwijgzame harten, donkerte.
En ik heb geturfd: wie van jullie

onder het eerste ijs ging, gevallen
blad, het meiklokje als een kinderhand,
wie rond de tafel mist, afreist.

Als kind liet ik uit mijn handen glippen:
een hamster, twee poezen, een uit zijn plastic
tuin verbannen roodwangschildpad,


en oefende ik op wat nog

in de scheur van de aarde
moet, een stenen buik krijgt.

Zo ben ik uitgeteld. In pak opgetrokken 

boven twee voeten in het gras, een hoofd
dat zich naar de verliezen zet,


drinkt bij dat ene stuk muziek –
ik wek jullie niet
uit dat vermaledijde bed


maar blijf hier wachten
op de grond waarop wij
verzuchtend staan. 


Want indien de dood een leugen is

die zich loszingt van het bestaan
neemt niemand jullie nog iets af.

Sluip dus niet weg, sluit de vuist.
Recht jullie rug uit as of graf,
spook nog lang in onze naam.

-Maarten Inghels (1988- )

‘Daar kwamen de vijftigers’ – Pieter Hemeryck

Ooh! Miamor!
dampende vleesputa van Egypte
of andere maansikkelende sahel
leg ik mijn hoekig hoofd
tegen je bergtepels
om ietsiepietsie lager aan de walletjes
mijn eeuwig vlammende fakkel
te laten doordringen
in je gloeiende, zompige binnenhuid,
baarmoederpoes genaamd,
roze van binnen
of grijs sulfaatvrij

Ooh! Miamor!
mamadre kreeg ik nooit over mijn lippen,
jouw lippen, schaamroze,
of gewoon schaamgrijze, sulfaatvrij
in ieder geval,
mijn purperroede pegel klopte gloeiend aan
tegen klitorisky klepel
keppeltje van je koortsig kloppend zweetveld,
lichaam genaamd

Ja! Miamor, het heeft geen naam,
gewoon heet drong mijn ruiter
door de steppe van je schaamveld
waar hete dauwtranen stonken
als de ongewassen baard van Raspoetin,
grijs en sulfaatvrij

Ooh! Miamor!
je bent nergens en overal,
ijzige rivier tussen je raspoetrienenbenendal,
hormonenvrijvlees ben je geworden
melkwitte duiven vliegen
in mijn rubberen mijter
je eet me als een giftige uitsmijter

de snaren van mijn gitaar zijn gesprongen
onder jouw barokke balkon
met de pompelmoezepoeze maan
waar wij onder staan
viva Lorca, viva Pessoa, viva Traklia, via alle andera

Ooh! Miamor!
hormonenvrij vlees van mij!
hormonen neuken! hormonen vrijen!
in de Andes, de Alpen en de Picos de Europa.

– Pieter Hemeryck

Paardjes

IMG 6570IMG 6571

schilderijen van Diane Verpoest in Terra Groda, Grauw (NL)

‘Poem’ – O.Dashbalbar

Deze tekst werd uit het Mongools naar het Engels vertaald door Caroline Brügge. Ik hertaal het gedicht vanuit haar Engels naar mijn Nederlands. De boodschap blijft echter, dat weet ik zo ongeveer wel, ongewijzigd en even bruikbaar.

Ik word gevoed door het water van de Mongoolse rivieren en stromen.
Ik word gevormd door de liederen en klanken van de ruiters.
Ik groeide op langs de stoffige paden en wegen van onze reizen.
Ik luisterde naar ontelbare vertellingen en hoorde over vele heldendaden.

Wanneer ik herboren word, wil ik slechts terugkeren naar de aarde  in het land.
Wanneer ik nog eens sterf, wil ik slechts het leven in dit land verlaten. De piek van de altaische bergen die de wolken doorklieft zal mijn lied begeleiden.
De steppen in het oosten bij dageraad wachten op mijn liefde.

Ik zal mijn tent zetten op de melodische tonen van de paardenvedel en ik zal mijn thuisland liefhebben en beschermen tot het einde van mijn vreugdevolle leven.

Mijn Mongolie is waar ik thuis ben in deze wereld, een thuis als een paard dat naar je toe gallopeert vanuit de verte.

Het boek valt open

Ik durf mezelf wel eens moed inlezen na een zwarte nacht. Kwestie van een luchtige toon te geven aan het ontbijt en de eerste sigaret na een welverdiende teer- en nicotineleemte. Ik neem dan lukraak een boekje uit de grote boekenkast, sla het toevallig open op de eerste beschikbare pagina en lees. En weet. Alles komt goed. Vandaag valt het boek open op bladzijde vierentachtig.

“In het geval van trots moet je het ik vervangen door de ander en bedenken dat we allemaal gelijk zijn. Soms gebeurt het dat trots of jaloezie in een intieme relatie binnensluipt en zo’n relatie gaat verzieken. Vreemd eigenlijk, aangezien we alle reden hebben om de ander te waarderen.”

Uit: De weg van het vertrouwen. Lama Karta. Schoten: Kunchab, 2002. Vertaald door Karen Bruyneel. Oorsponkelijke titel: La voie de la confiance.

‘Police tweeters’ – Glenn Mccoy

policetweeters 4

Cartoon van Glenn McCoy.

‘When might I abide in such a place…’ – Shantideva

When might I abide in such a place,
A place unaclaimed, by nature ownerless,
That’s wide and unconfined, a place where I might stay
At liberty without attachment?

In solitude, the mind and body
Are not troubled by distraction.
Therefore, leave this wordly life
And totally abandon mental wandering.

Penetrative insight joined with calm abiding
Utterly eradicates afflicted states.
Knowing this, first search for calm abiding,
Found by those who joyfully renounce the world.

There in these lovely gleaming woods,
With joy that’s marred by few afflictions,
I shall pacify all mental wandering.
And there remain in blissful solitude.

In pleasant dwellings formed of massive stone,
And cooled by sandal trees beneath the moon,
In woodlands wafted by the gentle breeze,
Our minds intent on bringing good to others.

Those whose minds are practised in this way
Whose happiness it is to soothe the pain of others,
Will venture in the hell of unremitting agony
As swans sweep down upon a lotus lake.

The oceanlike immensity of joy
Arising when all beings will be freed,
Will this not be enough? Will this not satisfy?
The wish for my own freedom, what is that to me?

Shantideva